Uitgever Martin Ros, die gisteren op 83-jarige leeftijd overleed, als gevolg van Covid-19, roept bij mensen uit het boekenvak verschillende reacties op.

Rob Schouten
op dinsdag
Ik heb jaren met Martin Ros in de Maatstafredactie gezeten. Martin was een aards man. Onder Theo Sontrop gingen we altijd zo duur mogelijk uit eten, bij Beddingtons of nog een trapje sjieker, maar toen Theo eruit gedonderd werd en Martin ons van voedsel moest voorzien werd het opeens Haesje Claesje en ik geloof dat we zelfs een keer Chinees hebben laten komen. Ook elders veel aardsheid. Op weg naar een redactievergadering in Maastricht, waar Harry Prick woonde, wilde hij  mij via Wijchen waar een roemruchte seksclub zat (niet gedaan). Ook wist hij precies wanneer er een schip met Surinaamse of Ghanese vrouwen was gearriveerd, die het voor een prikje deden: 'je kunt het er zelf niet voor doen'. Het was vaak erg rillen geblazen met Martin, ook in zijn auto, een Peugeot 204 convertible, waarin hij als een Hun reed, op weg naar pretparken of voormalige landverraders. Kleurrijker mensen ken ik eigenlijk niet.

Jeroen Olyslaegers
op dinsdag

Martin Ros is dood. Alsof ge te horen krijgt dat een wervelwind van letters en drukinkt dan toch is gaan liggen.
De heer Ros meemaken op de boekenbeurs was een waar fenomeen.
Met een paar kilo verzamelde boeken in draagtassen die hij als zandzakjes rond zich had geplaatst, stak hij een monoloog af die alle kanten uitging, altijd erudiet en doordesemd van het besef dat de mens een onnozele diersoort is, ware het niet dat diezelfde soort boeken voortbracht, de enige genade die de heer Ros voor zichzelf als voor zijn omstaanders zag.
Hij kon prachtig vertellen over collaborateurs tijdens de tweede wereldoorlog die hij allemaal, over heel Europa, leek te hebben bestudeerd (en waar hij ook over had geschreven).
Onmiddellijk wist hij dat ik van het werk van Céline hield en dan vooral van de apocalyptische waanzin in D'un château l'autre, waarna hij er tegelijk een pastiche van bracht, zinnen uit citeerde, daarbij roddelde over Céline en andere schrijvers en voor ik daarvan was bekomen me vroeg of ik van wielrennen hield.
Die man was een boek. Hij leek van stevig bordkarton, met harde contouren zoals bij een stripfiguur, met in zijn hart woorden op handgeschept papier, met vingers vaag grijs vanwege inkt.
Slechts twee keer ontmoet.
Meteen liefde.
Rust zacht, meneer Ros. U weet wat u zal aantreffen in de Onderwereld; de betere boeken (maar allicht geen draagtassen).


Gert Jan de Vries
op dinsdag

Hij is dood, de mastodontische, megalomane - weet-je-niet-Peter? - oeverloze boekengek Martin Ros. Zijn boekbesprekingen op zaterdagochtend waren legendarisch. Hij moest altijd nog en boek en nog een boek en nog een boek bespreken. Dat hij die positie kreeg was onbegrijpelijk, want hij was ook uitgever en kon dus onbeperkt zijn eigen boeken pluggen. Dat hij dat niet deed, of althans niet overdadig, had vermoedelijk te maken met zijn Gollemachtige boekennijd. Als recensent kon hij immers boeken van andere uitgevers laten komen, mits hij die natuurlijk met enige regelmaat besprak.
Door omstandigheden die ik nooit helemaal heb besproken werd ik zijn opvolger bij de Arbeiderspers. Ik had hem toen al eens in al zijn onstuimigheid aan de telefoon gehad, mij met overmatige retoriek overhalend om een bijdrage te leveren aan Maatstaf. Voor een stukje in zíjn blad toeterde hij zeker drie kwartier lang mijn oren vol over Fidel Castro, Gorbatsjov, Fausto Coppi, Maarten Biesheuvel, Geert van Oorschot, Herman Hesse, Hans Janmaat en nog een keur aan andere beroemdheden. Toen ik mijn lachen niet kon inhouden, was zijn reactie meer dan adequaat: 'Ja, u lacht, maar ik verzeker u...' en daar ging hij weer. Nog geen twee jaar later werd ik gevraagd zijn plek in te nemen. Dat kon natuurlijk helemaal niet, want hij was uitgegroeid tot een legende en ik was 33 en nieuw in het boekenvak. Weken of misschien wel maanden ben ik bezig geweest om zijn achterstallige werk af te handelen. Brieven van bekende, onbekende en soms zeer schimmige auteurs moest ik doorwerken. Stapels manuscripten lagen er. En ik mocht allerlei boeken begeleiden die door Martin waren aangekocht, voorbereid en aangekondigd. Zo ontdekte ik een andere kant van Martin: van de teksten die Martin had geschreven over de boeken die hij had aangekocht, klopte maar weinig. Plaatsen, namen, data, periodes, politieke situaties - hij had er een slag naar geslagen en er een vet verhaal van gemaakt. Maar in Martins omschrijvingen waren de betreffende boeken onherkenbaar geworden.
Pas jaren later heb ik hem een paar maal ontmoet. Hij had toen inmiddels het herseninfarct gekregen dat met terugwerkende kracht die vreemde samenvattingen had kunnen rechtvaardigen. Hij had toen iets mallotigs gekregen, of had hij dat eerder ook al? Tegen die tijd had ik ook orenvol anecdotes vernomen over zijn barre en boze belevenissen. Ik hoop enorm dat iemand een groot boek vol van dat soort martinverhalen samenstelt. Geen biografie met als titel 'Het hele erge', maar een boek over de gekte van deze boekengek. Ik zal het met martineuze gretigheid verslinden.

Reinjan Mulder
op dinsdag

Nu is ook Martin Ros (83) nog overleden. Al zo lang ik me heugen kan ken ik de bizarre verhalen over hem, en inmiddels heb ik hem ook in vele rollen zelf meegemaakt, eerst in de schaduw van Theo Sontrop maar al snel a titre personel, en daarna nog lang al levende legende: ‘Ik draai nu het lichtje uit van de aartsredacteuren' (link)


Esther Jansma
op dinsdag

In mijn FB-bubbel wordt momenteel de loftrompet gestoken over Martin Ros (ooit uitgever bij De Arbeiderspers) die is overleden. Vooral oudere literaire heren lijken dol op hem te zijn geweest. Wat mij betreft: ik vond hem een vies en racistisch ventje en bleef liever uit zijn buurt.


Marion Bloem herdenkt Martin Ros op Joop.

Zijn stem en zijn adem of zijn aura, het was alsof er een paard een lingeriewinkel binnenstormde, want net zo ongerijmd was Ros als ik hem buiten zijn boekenhol ontmoette. Ik rook het als hij in het gebouw de trap opkwam, maar kan die specifieke geur niet beschrijven. Wat hield hij van boeken! Was het de atmosfeer van een antiquariaat, wat hij als een waas om zich heen droeg, samen met die zinnen die uit zijn mond rolden alsof ze klaarlagen op zijn tong?

Onno Blom schrijft over hem op de site van de Volkskrant:

Aan het begin van de jaren negentig werd Sontrop ontslagen bij De Arbeiderspers, sterredacteur Emile Brugman vertrok met medeneming van de belangrijkste auteurs, en de rol van Martin Ros werd kleiner en kleiner. Bij zijn afscheid in 2000, na te zijn getroffen door een hersenbloeding, bleek hij de laatste om dat te erkennen: ‘De Arbeiderspers, dat ben ik.’

Thomas de Veen op de site van NRC Handelsblad:

Wanneer Ros een boek besprak, gebeurde er iets, waarbij de aandacht evenzeer uitging naar Ros zelf als naar het besproken boek. „Als Martin tegen je sprak, was het alsof er in zijn strottenhoofd een machine van Tinguely in werking werd gezet: het piepte, knorde, juichte, joelde, hijgde en fluisterde, en vaak ook nog eens allemaal gelijktijdig”, schreef Joost Zwagerman, een van Ros’ protegés, in 2007. Ros was een vat vol kennis en anekdotes, die hij niet voor zichzelf hield. „Als je er de energie voor had, kon je bepaalde mededelingen uit het lawaai decoderen, en dan bleek het meer dan eens bijzonder zinnig wat hij zei.”

Chrétien Breukers op De nieuwe Contrabas:

Ros werd een beetje gezien als de dwerg, naast de dwerg met olympische allures Sontrop. Ook door Sontrop zelf, overigens. Ik denk dat hij daarmee tekort werd gedaan. Hij was een warhoofd, en een beetje een smoezelig mannetje – maar hij was wel een figuur. Iemand die niet alleen wist wat hij deed, maar ook deed wat hij het beste kon: de wereld voorzien van een eindeloze stroom boeken, de wereld voorlichten over boeken.

Marijke Bollongino
Martin Ros...
Begin jaren 70 besprak hij boeken in het Algemeen Dagblad, die hem door toneel- en boekenredacteur Anton Deering waren aangeleverd. Deering zelf bemoeide zich nauwelijks met de redactie van de kopij van zijn medewerkers, dat mocht ik als jong kunstredacteur in de avonddienst doen. Ros stuurde zijn recensies meestal per treinbrief van Amsterdam naar Rotterdam. Dikke enveloppen met teksten die steevast te lang waren.
Zoals Ros zich later op de radio manifesteerde, was hij ook op kopijpapier. Gillende uithalen, onontkoombare nadruk, woeste verontwaardiging, rondspattend enthousiasme, vormgegeven in onderstrepingen van woorden, zinnen, hele alinea's! Strepen met rode balpen, met groene balpen, met blauwe balpen. Twee strepen, nee, drie strepen onder een woord, in drie kleuren! Een rood uitroepteken in de kantlijn. Helaas kon ik op de zetterij in de Witte de Withstraat niet duidelijk maken hoe al die accenten voor de lezer moesten worden vertaald.
De volgende dag belde Ros of alles goed was overgekomen. Jawel, meneer Ros (pas later werd het Martin), maar wilt u die gekleurde strepen misschien weglaten? En kunt u zich misschien ongeveer aan het afgesproken aantal woorden houden? Daarna volgde een lange discussie over welke alinea waarom was geschrapt en dat we niet zo in zijn tekst mochten knoeien.
Van boeken bezeten, heette zijn rubriek, als ik het mij goed herinner. Martin Ros!

Menno Schenke, oud-boekenredacteur Algemeen Dagblad

AUTEUR: