maandag 30 september 2013

Sharbat Gula

We kennen allemaal de foto van het Afghaanse meisje met de felgroene ogen, dat halverwege de jaren tachtig op de cover van de National Geographic stond. Die foto is gemaakt door Steve McCurry
Het meisje heet Sharbat Gula en werd in 2002 teruggevonden. Hier is een documentaire over gemaakt.
De eerste foto, met de circa 13-jarige Sharbat, en de tweede foto, met de circa 30-jarige Sharbat, zijn in schril contrast met elkaar. Het leven is keihard voor Sharbat en heeft duidelijk sporen nagelaten.

De National Geographic heeft een site aan haar gewijd.
Hoe zou het nu zijn met Sharbat, die inmiddels in de veertig moet zijn? Ik weet dat er een fonds is opgericht dat haar naam draagt en gericht is op onderwijs voor Afghaanse vrouwen en meisjes (Sharbat wilde zo graag onderwijs voor haar dochters - onderwijs dat zij zelf nooit had gehad). 

Over die tegelwijsheidjes...

Hihihi, met de "spreuken" die ik deze dagen deel zou je haast denken dat ik ernstig gebroken en gekwetst ben of zo... Nee, hoor, gelukkig niet! Maar er zitten wel een paar mooie wijsheden bij, vandaar
Nothing personal, just sharing

zondag 29 september 2013

Hondenschool

Chico's eerste les op de hondenschool. Eigenlijk al les drie (wij misten de eerste 2), maar Chico pakte het prima op! Hij vond het erg interessant, maar de honden moesten niet te dichtbij komen want toen werd hij weer onzeker.
Het terugkom-commando deed hij ook... Met een enorme omweg! Eindelijk vrij, hij scheurde rondjes over het veld en was maar met moeite te verleiden om te komen, maar brokjes deden de truuk
Kortom: stuiterhondje deed zijn best, maar oh oh oh, wat is aandacht vasthouden toch lastig soms

McDrive


Creatief knutselen voor Halloween...


zaterdag 28 september 2013

Ieks!

Mijn zoon rijdt auto in GTA5...
NO WAY dat die de komende 10 jaar mijn auto mag lenen!!!

Tuindagje

Hard in de tuin gewerkt! Eerst flink mijn slag geslagen bij de parkingsale van GroenRijk Dronten. Uitverkoop vaste planten van afgelopen zomer, 50 ct/stuk, geen geld! Ik ben uiterst goed geslaagd, vooral in de blauw/paars/geeltinten voor de voortuin.

Daarna heb ik eerst flink gegraven, want de kleuren in de voortuin zijn mooi, maar de plantindeling is niet bepaald geslaagd. De lage budleya blijft laag, maar groeit zo breed dat hij beter dichter bij de gevel kan staan, en een rood esdoorntje blijkt niet bepaald hard te groeien en moet naar voren. De rozen kunnen wat dichter bij elkaar en zijn nu beter verdeeld in hogere en lagere rozen. Ook de vrouwenmantel heb ik nieuwe plekjes gegeven want die waren forser geworden dan ik had ingeschat.

Hier en daar een pluk tuinchrysanthen verplaatsen die iets te ver buiten de groep stonden.

Ik had nu een stuk grond over, waar ik diverse geel- en blauwbloeiende vaste planten (waanzinnig mooi duifkruid gevonden!) neer ging zetten.

Hopelijk wordt het volgend jaar een wat samenhangender geheel, al zullen de plantjes het eerste jaar nog wel wat klein zijn Als ze het net zo goed doen als de plantjes die ik vorig jaar bij de parkingsale heb gekocht (op de pioenen na dan, maar die hebben nou een maal een lastige reputatie ) hoor je mij niet klagen!

Note to self voor volgend jaar: de chrysanthen (vorig jaar als stekchrysanthen gekocht) toppen als ze nog in de groei zijn zodat ze bossiger worden! De kleuren (geel, brons en koper) zijn in ieder geval perfect!

Ook nog wat planten voor de laatste bordergaatjes in de achtertuin, maar die krijg ik er dit weekend niet meer in. Mijn lijf smeekt om genade en morgen is de eerste hondentraining...

Volgende week meer!



(Dieet)goeroe's

Om het wezen van de dieetgoeroe te doorgronden, heb ik mij weer eens in dit fenomeen verdiept. Bij toeval stuitte ik op Lou de palingboer (1898-1968), ook wel de Christus uit Muiden genoemd. Nee, geen man die zich bezighield met diëten, maar wel een die veel volgelingen had, de Loumensen. Hij verkondigde Gods woord op de Amsterdamse Dappermarkt waar hij paling verkocht. Om 'in Lou te geraken', mochten dames dicht tegen hem aan liggen. Bij Lou thuis. Hij dronk er dan een fijn jenevertje bij. Ook dieetgoeroes zeggen het beste voor te hebben met de mensheid, verkondigen welgemoed hun boodschap (neemt havermout! eet donkere chocolade! eet geen brood!) en wentelen zich daarna in aandacht en geld. Kun je dat de goeroe kwalijk nemen? Als het geloof weg is, keren de kilo's als een dief in de nacht terug. Misschien vanavond maar eens paling in het groen maken. Heb ik nog nooit gedaan.

Deze is schattig!

Staat momenteel in de kringloop van Hoevelaken.

Dingen met gezichten (Pareidolia)

 

Zaterdag

Zaterdag! Toch nog een mild wekkerregime vandaag, er moet een kind de deur uit. Even rustig acclimatiseren, daarna naar Groenrijk mijn cadeaubonnen "stukslaan". De voortuin is nog niet naar mijn zin, er moet wat verplaatst worden en de rand langs de stoep heeft wat meer aankleding nodig. Misschien moet ik de rozen ook wat meer naar achteren zetten...
Kortom, de hele voortuin moet op de schop, want de planten op zich zijn precies wat ik wil (geel en oranje met paarse accentjes) maar de opbouw is helemaal fout.
Mooi klusje om vandaag mee te beginnen
Verder zoek ik nog wat oude tegels (aanbod genoeg gelukkig) zodat ik binnenkort het paadje voor het raam (voor ramenlappen) kan "leggen". Heeft geen vliegende haast, maar staat wel op mijn to do lijstje inmiddels. Of misschien doe ik wel grint. Ik zie wel.
Eerst maar eens kijken wat Groenrijk afgeprijsd heeft

vrijdag 27 september 2013

Hahaha!


De lepeltheorie

Heel herkenbaar voor mensen die met een chronische ziekte of burnout te dealen hebben.

De lepel theorie: Zo is het om chronisch ziek te zijn

Het volgende stuk vond ik op het jongerenforum van de FES. Als je chronisch ziek bent of als je ons beter wilt begrijpen, moet je zeker dit stuk lezen. Het is lang, maar dit is precies zoals het is. Het is dus niet door mij geschreven, maar door iemand anders.


Ik heb de ziekte van lyme. Iets wat ik tot voorheen liever niet met andere mensen deelde omdat dat vrijwel onmogelijk is. Chronische pijnklachten kun je niet uitleggen, evenmin als het gebrek aan energie en de totale uitputting die een chronisch lyme-patiënt vaak ervaart.

Ik heb wel eens geprobeerd het uit te leggen aan sommige van mijn vrienden, maar het is te moeilijk. Je moet het ervaren om het te begrijpen, neem ik aan. En dat is het ergste aan deze ziekte.

Laatst zat ik met een goede vriend te praten. Ineens keek hij me aan met een vreemde blik, starend, zonder verder te praten. Hij vroeg me zomaar, zonder aanleiding, hoe het voelt om chronische lyme te hebben en om ziek te zijn. Ik was ontzet. Niet alleen omdat de vraag zo onverwacht kwam, maar ook omdat ik dacht dat ik alles over chronische lyme al had verteld.

Ik begon wat te raaskallen over de link met depressies, antidepressiva, fysiotherapie en chronische pijn maar hij hield aan en leek niet tevreden te zijn met mijn antwoorden. Ik was een beetje verrast, omdat hij al een paar jaar een goede vriend van me was; ik dacht dat hij al lang alles wist over de medische kant van chronische lyme. Toen keek hij me aan met een blik, die ieder mens met een chronische aandoening heel goed kent, de uitdrukking van pure nieuwsgierigheid naar iets wat iemand die gezond is echt niet kan bevatten. Hij vroeg me hoe het voelde, niet lichamelijk, maar hoe het voelde om mij te zijn, zó te zijn.

Terwijl ik probeerde te kalmeren, keek ik rond naar iets om me te helpen, maar ook om tijd te rekken om te denken. Ik probeerde de juiste woorden te vinden. Hoe beantwoord ik een vraag die ik ook nog nooit voor mezelf heb kunnen beantwoorden? Hoe leg ik tot in detail uit hoe je iedere dag wordt beïnvloed door je een aandoening? Hoe maak je de emoties duidelijk waar een chronisch lyme-patient mee worstelt, aan iemand die gezond is? Ik had het op kunnen geven, een grapje kunnen maken zoals ik normaal doe en van onderwerp kunnen veranderen met een simpel:”Ach, gaat vast wel weer over”. Maar ik herinner me dat ik dacht: “Als ik niet probeer het hem uit te leggen, hoe kan ik dan van hem verwachten dat hij het begrijpt? Als ik het niet uit kan leggen aan mijn beste vriend, hoe kan ik mijn wereld dan uitleggen aan andere mensen?” Ik moest het op zijn minst proberen.
Op dat moment werd de lepeltheorie geboren. Snel graaide ik alle lepels van de tafel – en zelfs van de andere tafels. Ik keek hem in de ogen en zei: “Alsjeblieft, je hebt nu ook chronische lyme”. Een beetje verbaasd keek hij me aan, zoals de meesten zouden doen als ze een boeketje lepels in de hand kregen. De koude metalen lepels rinkelden in mijn handen terwijl ik ze bij elkaar pakte en in zijn handen legde.

Ik legde hem uit dat het verschil tussen ziek zijn en gezond zijn is, dat een ziek mens keuzes moet maken en constant moet nadenken over dingen, terwijl de rest van de wereld dat niet hoeft. Gezonde mensen hebben de luxe van een leven zonder die keuzes, een gift die de meeste mensen als vanzelfsprekend beschouwen.

De meeste mensen beginnen hun dag met een onbeperkte hoeveelheid mogelijkheden en energie om te doen wat ze maar willen, met name jongeren. Over het algemeen hoeven ze zich geen zorgen te maken over de effecten van hun bezigheden. Dus gebruikte ik de lepels om dit duidelijk te maken. Ik wilde voor hem iets om vast te houden en dat ik weg kon nemen, omdat de meeste mensen met een chronische ziekte een gevoel van verlies ervaren door de beperkte keuzes die ze hebben en de afstand die ze van bepaalde opties móeten nemen.

Als ik de controle van het wegnemen van lepels bleef houden, dan zou hij weten hoe het voelt als iemand of iets, in dit geval chronische lyme, je leven beheerst.

Enthousiast pakte hij de lepels aan. Hij had geen idee van wat ik aan het doen was, maar is altijd in voor leuke dingen, dus ik geloofde dat hij dacht dat ik een grapje maakte, zoals ik normaal gesproken doe bij gevoelige onderwerpen. Hij had niet in de gaten hoe serieus ik zou worden.
Ik vroeg hem de lepels te tellen. Hij vroeg waarom, en ik legde uit dat als je gezond bent, je verwacht een oneindig aantal lepels te hebben. Maar als je de dag zorgvuldig moet gaan plannen, moet je precies weten met hoeveel lepels je de dag start. Het is geen garantie dat je onderweg niet nog een paar lepels verliest, maar het helpt wel om te weten waar je vanuit kunt gaan. Hij telde: 12 lepels. Hij lachte en zei dat hij er meer wilde hebben. Ik zei: “nee, er zíjn er niet méér”. Ik wist meteen dat dit spelletje zou werken toen hij teleurgesteld keek – en we waren nog niet eens begonnen! Ik zei: “Ik wil al jaren meer lepels en heb nog geen manier gevonden om er meer te krijgen, dus waarom zou jij er wel meer krijgen?” Ik vertelde hem dat hij zich er altijd bewust van moest zijn hoeveel lepels hij nog had en dat hij ze niet mocht laten vallen, omdat hij nu chronische lyme heeft en dus spaarzaam met zijn lepels om moet gaan.

Ik vroeg hem, zijn dagelijkse bezigheden te vertellen, inclusief de simpelste dingen. Terwijl hij vertelde over alle dagelijkse en leuke dingen, legde ik hem uit dat iedere bezigheid een lepel zou kosten. Toen hij meteen vertelde over het op weg gaan naar zijn werk, onderbrak ik hem. Ik zei: “NEE! Je staat niet zomaar op. Eerst doe je moeizaam je ogen open, en je komt er achter dat je te laat bent doordat je slecht geslapen hebt. Je kruipt moeizaam uit bed en je moet eerst zorgen dat je een douche neemt en iets eet voor je iets anders kunt doen, want als je niets eet kost het je direct een lepel.” Ik nam snel een lepel weg en hij realiseerde zich dat hij nog niet eens was aangekleed.
Douchen, aankleden en (in mijn geval) opmaken kost een lepel, mede door het wassen van zijn haren en het bukken om vuile handdoeken in de wasmand te gooien.

In werkelijkheid zou het hoog reiken van de armen tijdens het haren wassen en het bukken om de kattenbakjes vol kattenvoer te gooien (plus het verversen van de drinkwaterbakken) wel eens meer kunnen kosten dan 1 lepel, maar dat liet ik maar even zitten. Ik wilde hem niet meteen bang maken. Ontbijten, alle spullen voor de lunch inpakken en het naar buiten rijden van de fiets kost ook een lepel.

Ik denk dat hij begon te begrijpen dat hij in theorie nog niet eens op zijn werk was en nog maar 10 lepels overhad. Toen legde ik hem uit dat hij de rest van zijn dag precies uit moest uitstippelen, want als de lepels op zijn, zijn ze ook echt op. Soms kun je de lepels van de volgende dag lenen, maar bedenk dan hoe moeilijk die dag zal zijn als je start met nog minder lepels. Ook moest ik uitleggen dat iemand met chronische lyme altijd leeft met de dreigende gedachte dat morgen misschien de dag is dat je weer een ergere pijnaanval hebt en dus meer last van je rug, nek, of andere lichaamsdelen. Dus je wilt nooit met te weinig lepels komen te zitten, omdat je nooit weet wanneer je ze echt nodig hebt. Ik wilde hem niet ontmoedigen, maar ik moest realistisch blijven en jammer genoeg is voorbereid zijn op pijnklachten een normaal onderdeel van een normale dag voor mij.
We namen de rest van de dag door en langzaamaan leerde hij dat te laat eten weer een lepel zou kosten, evenals boodschappen doen in de lunchpauze. Teveel en te zwaar tillen en te lang op de computer werken kost zelfs twee lepels. Hij werd gedwongen keuzes te maken en op een andere manier over dingen na te denken. Aan het eind van de dag waren er nog 4 lepels over. Na het fietsen naar huis waren dit er nog 3.

Theoretisch gezien moest hij zelfs de keuze maken om maar geen zware huishoudelijke klussen te doen (zoals stofzuigen, dweilen of de wasmand tillen) zodat hij die dag nog wel kon koken.
Toen we bij het einde van zijn doe-alsof-je-lyme-hebt-dag kwamen, zei hij dat hij honger had. Ik maakte hem erop attent dat hij nog warm moest eten, maar dat hij nog maar 3 lepels over had. Als hij zou koken zou hij geen energie (lepels) meer over hebben om de wasmand te dragen of te strijken. Toen zei ik tegen hem dat ik nog niet de moeite had genomen om hem in dit spel te vertellen dat hij inmiddels ook nog eens zo moe en misselijk was door de nek en rugpijn, dat koken al niet meer aan de orde was. Hij besloot de was op te vouwen en op te ruimen en soep te maken, omdat dat een makkelijke maaltijd was. (Beiden kostten hem 1 lepel).

Ik zei tegen hem dat het pas 19.00 uur was. Je hebt de rest van de avond nog maar 1 lepels, dus kun je misschien nog iets leuks doen of wat lezen of tv kijken. Je kunt ook bij iemand op visite gaan maar je lichaam heeft rust nodig dus je kunt het niet allemaal doen.

Zelden zag ik hem emotioneel, dus toen ik zag dat hij ontdaan was, wist ik dat ik waarschijnlijk tot hem was doorgedrongen. Ik wilde niet dat mijn vriend overstuur raakte, maar tegelijkertijd was ik blij dat iemand mij eindelijk een beetje begreep. Hij vroeg: “Hoe doe je dat? Moet je dit werkelijk iedere dag zo doen?” Ik legde hem uit dat sommige dagen slechter gaan dan andere; op sommige dagen heb ik meer lepels dan op andere. Maar ik kan het nooit achter me laten en nooit vergeten, ik moet er altijd bij nadenken. En heel af en toe verdwijnt er structureel een lepel, die je nooit meer terug krijgt. Ik gaf hem een lepel die ik stiekem achter de hand had gehouden. Ik zei simpelweg: “Ik leer langzaamaan om te leven met een extra lepel in mijn zak als reserve. Je moet altijd voorbereid zijn.”

Het is moeilijk. Het allermoeilijkste dat ik moet leren is om het kalm aan te doen en niet alles te willen doen. Daar vecht ik iedere dag tegen. Ik haat het buitengesloten te worden, thuis te moeten blijven terwijl ik weg zou willen gaan, dingen niet gedaan te kunnen krijgen omdat het niet gaat. Ik wilde dat mijn omgeving de frustratie voelde. Ik wilde dat ze begreep, dat alles wat iedereen doet zo gemakkelijk gaat, maar dat het voor mij honderd kleine taken zijn in één. Ik moet aan het weer denken, aan alle plannen voor die hele dag en wat voor impact het heeft op de lepels die ik misschien moet “lenen” van de dag erna, voordat ik iets kan gaan doen. Terwijl andere mensen gewoon dingen kunnen doen, moet ik erbij stilstaan en plannen alsof ik een strategie ontwikkel voor een oorlog. Het verschil tussen ziek en gezond zijn is die levensstijl. Voor gezonde mensen is er de wonderbaarlijke vrijheid om niet hoeven te denken maar gewoon te doen. Ik mis die vrijheid. Ik mis het nooit lepels te hoeven tellen.

Nadat we allebei wat emotioneel waren en we er wat langer over doorpraatten, merkte ik dat hij verdrietig was. Misschien begreep hij het eindelijk. Misschien realiseerde hij zich dat hij nooit oprecht zou kunnen zeggen dat hij het écht helemaal begreep. Maar hij zou tenminste niet meer klagen, als ik weer eens niet met hem weg kon gaan of wanneer ik erop stond dat uitstapjes standaard gevolgd worden door een dag rust. Of wanneer ik niet vaak bij hem langs kan gaan en hij steeds bij mij moet komen. Ik probeerde hem gerust te stellen. Ik had die ene lepel nog in mijn hand en zei: “Maak je geen zorgen. Ik zie dit als een zegen. Ik ben gedwongen over alles wat ik doe na te denken. Weet je wel hoeveel lepels sommige mensen iedere dag verspillen? Ik heb geen ruimte voor verspilde tijd of verspilde lepels, ik heb er nu voor gekozen deze tijd met jou door te brengen.”
Het origineel is geschreven door Christine Miserandino. De vertaling naar het Nederlands is door stichting Stomaatje.

donderdag 26 september 2013

dinsdag 24 september 2013

Korte metten!

(en die taalfout, daar lezen we gewoon even doorheen!)

Ze hebben de oplossing gevonden!


"Mijn kerk is van hout"

Jullie hebben vast wel eens van Rikkert Zuiderveld gehoord. Ooit "hippiezanger", toen een tamelijk spectaculaire bekering en veel samenwerkend voor de EO. Een aantal jaar geleden vroeg men hem of hij nog wel eens naar de kerk ging en zo ja, welke.
"Mijn kerk is een kerk van hout," antwoordde Rikkert. Hij bedoelde het bos. Daar voelde hij zich het dichtst bij God.
Ik ben die uitdrukking nooit meer vergeten, vond 'm zo mooi en herkenbaar!
Sinds ik verhuisd ben heb ik ook een mooie houten kerk, zo'n 100 meter van mijn huis.
Ik ben een gelukkig mens!

maandag 23 september 2013

Hairspray

Genieten van Hairspray (met John Travolta als Tracy's verrukkelijke moeder) en Christopher Walken (ik blijf maar The Headless Horseman in hem zien) als heerlijk onnozele papa. Big girl powerrrrr!

Moderne problemen


zondag 22 september 2013

Zennn

Heerlijk relaxen in Hellevoetsluis. Ik moet altijd aan dat liedje van Annie M. G. denken: "Aan de weg naar Hellevoetsluis staat het stoute kindertehuis..."
Stout zijn we niet, niet zo erg tenminste, maar genieten doen we des te meer! Gisteravond uitgebreid wezen Grieken, nu in de relaxstand. Het wachten is op het zonnetje zodat ik met mijn camera kan gaan freaken bij fort Haerlem en de waterkant.
Tussen zeven en acht weer naar huis, tot die tijd volop relaxen en genieten!

donderdag 19 september 2013

St.James Infrmary Blues

Bij het uitzoeken van muziek voor dit weekend kwam ik dit huiveringwekkend mooie stuk weer tegen, bekend van de White Stripes, maar hier is hij van Cab Calloway. Ik heb hem al vaker gedeeld
Het komt uit Betty Boop's Snow White, toen Betty Boop nog niet echt alleen maar voor kinderen was
Koko the Clown zingt, nadat Betty "Snow White" Boop is gestorven, zijn hart uit zijn lijf - eigenlijk is het Cab Calloway, en de bewegingen van Koko zijn razendknap uitgewerkt, het zijn de werkelijke danspassen van Calloway, geanimeerd met de technieken van exact 80 jaar geleden.
Enne... Nu weten we ook waar Michael Jackson zijn danspasjes van had

Wifi


"Totale paniek als Johannes van Dam binnenkomt"


Johannes van Dam

Johannes van Dam in eigen woorden: 'Ik ben geen betweter. Ik wéét dat ik het beter weet'

Johannes van Dam, 's lands bekendste en Amsterdams gevreesde culinair recensent en wandelende eet- en kookencyclopedie, is gisteravond op 66-jarige leeftijd overleden. Een terugblik in zijn eigen woorden. 'Het is niet mijn taak om mild te zijn. Ik ben altijd mild geweest, zou je kunnen zeggen.'
In restaurant Fifteen hebben Maxime Verhagen, Rita Verdonk, Femke Halsema, Alexander Pechtold, Ahmed Aboutaleb in 2006 een gesprek met kansloze jongeren die nu kok zijn geworden in restaurant Fifteen. Culinair recensist Johannes van Dam keurt de maaltijden. Beeld anp
'Ik noem mijzelf pedant, een schoolmeester en een dominee. Dat roep ik al jaren, ja, maar dat is mijn zelfspot. Vind je het niet genoeg? Ik ga toch niet elke keer iets nieuws verzinnen?' - Interview door Pieter Webeling in Volkskrant Magazine van 9 maart 2013

'Ze proberen hier de service te geven van een topzaak, maar als de ober mijn servet wil pakken om dat op mijn schoot te leggen, grijp ik in: dat gaat me te ver.' - Uit zijn laatste recensie, van restaurant Come. Cijfer: 6

'Ze noemen me weleens arrogant, maar dat ben ik niet. Ik ben pedant, dat is heel wat anders. Iemand die arrogant is, vindt zichzelf beter dan de anderen. Iemand die pedant is, weet dingen beter en wil dat ook uiten.' Een betweter dus. 'Ook niet. Een betweter is iemand die het beter méént te weten. Ik wéét dat ik het beter weet. Ik ben heel gevoelig voor nuances van woorden. Ik kan me enorm ergeren als uitdrukkingen verkeerd worden gebruikt.' - Interview door Mac van Dinther, Volkskrant Magazine, 24 december 2011
Van Dam bladert door De Dikke Van Dam, zijn magnum opus, in oktober 2012. Beeld anp
'Als ze het zouden kunnen, zouden ze het misschien proberen. Maar ze zijn doodsbang en bloedserieus. Ze willen alleen maar hun boterham verdedigen. Daarbij maken ze soms onbeholpen fouten die wel heel geestig kunnen zijn. Ik herinner me dat ik twintig jaar geleden een keer bij Bodega Keijzer vroeg om een eau-de-vie bij het dessert. Dat is een heerlijk distillaat, meestal van een vrucht. De ober keek me even aan en zei: 'Eau-de-vie hebben we niet, meneer. Wel Pall Mall en Caballero.' - over cuisiniers en patrons, Volkskrant Magazine, maart 2013

'Het is duidelijk dat ze niet anders kunnen - ze zijn gewoon zo goed. Einstein had gelijk: door de intelligentie en vooral de verbeelding, de liefde voor de producten en de prikkeling van elke snaar van zelfs een doorgewinterde gastronoom is dit de absolute top.' - in de laatste recensie van een restaurant waar hij een 10 voor over had: &samhoud Places, februari 2013
'En dan was er kalfslever (36,50 gulden), een verhaal apart. Meestal kan daarmee het vakmanschap van de kok tot uiting komen. We hadden mogen kiezen hoe we hem gebakken wilden hebben. Rose, zeiden we. Wat we kregen was een in dikke plakken gesneden homp, door en door grauw, met de structuur van spons en zuur van smaak. Wat was daar aan de hand? Heel eenvoudig. Je ziet het al aan de kleur van rauwe lever, en aan de luchtblaasjes die je op de snijkant ziet.

Hij begint ook te zwellen. Is de kok blind, zoals hier, dan ruikt hij het. En als hij dat niet kan, zoals hier, kan je het voelen als je snijdt, want je snijdt door de anders stevige lever als door een mousse. Rose bakken is er niet meer bij, en de na het bakken in plakken 'gesneden' lever leek toen het op tafel kwamen op grauwe sponsjes, gevleid tegen gekookte biet die in een zoetzure rode plas lag, ook al zo'n rare, en hier wat verhullende combinatie. Geen kok of ober die had gemerkt dat we volslagen bedorven lever kregen opgediend. Was het een moordaanslag? Met excuses werd hij teruggenomen en na enige tijd vervangen door een entrecote, begeleid door geconfijte knoflook, vrijwel rauwe haricots verts en een alweer zoete saus. Lever noch entrecote kwam overigens op de rekening, en zo hoort het.

(...)

De onontkoombare eindconclusie moet zijn: hier werken koks die hun vak niet verstaan. Ze kunnen niet inkopen, hebben geen warenkennis, niet meer dan een flauw idee van kooktechnieken en vooral absoluut geen smaak (en reuk). Een stel afgerichte apen zou het nog beter doen.' - recensie van Le Reflet in het Krasnapolsky-hotel in 1993. Cijfer: 4. Een dag later sloot de keuken.
Johannes van Dam in 1993. Beeld anp
 
Een stel afgerichte apen zou het nog beter doen.
Van Dam in 1993
'Op de middelbare school hielp ik de leraren wel eens. Probeerde de leraar natuurkunde iets uit te leggen, maar niemand die het snapte. Zei zo'n man ten einde raad: 'Begrijp jij het wel, Johannes?' Ja, natuurlijk begreep ik het. Waarop ik dan voor de klas ging staan om het mijn medeleerlingen uit te leggen.' Vast een bij zijn klasgenoten heel geliefde jongen, die kleine Johannes. 'In beperkte kring genoot ik een zekere populariteit, ja. De rest kon absoluut geen hoogte van me krijgen, ik was ze met mijn grote bek altijd de baas.' - Interview door Peter van Brummelen, in Het Parool, februari 2001
Van Dam in oktober 2012. Beeld anp
'Het gekke is, ze zeggen niet: zo te zien aan Johannes van Dam zijn de restaurants in Amsterdam beter geworden. Nee, ze zeggen: Johannes is mild geworden. Het is niet mijn taak om mild te zijn. Ik ben altijd mild geweest, zou je kunnen zeggen. Maar wel kritisch en dat vind ik van belang, want dat is mijn taak. Ik ben een criticus. Feit is dat restaurants in Amsterdam er de laatste jaren op vooruit zijn gegaan. Dan krijg je vanzelf hogere cijfers.' - Volkskrant Magazine, december 2011
'Droomde u ooit weg bij een gehaktbal? Dan moet u deze eens proberen! (...) Perfectie bestaat!' - recensie van Nostimo, januari 2009. Cijfer: 9,5

'Inderdaad, ik geef deze week een tien min. Dat is het hoogste cijfer dat ik ooit hier uitdeelde. Dan hebben we dat achter de rug.

(...)

De kip is op de kaart beschreven als 'onderhuids bestreken met een tapenade met een vleugje steranijs en aan het rôtissoir gebraden scharrelkip met een garnituur van gebakken champignons, wortel, aardappelblokjes, spekjes en een fluweelzachte Zaanse mosterdsaus'. Sistermans is een meester op die rôtissoir, dat is allang bewezen, dus die moet het worden. Je moet hem eigenlijk voor twee man bestellen, maar ik heb geluk en mag een halve nemen. Op het bord ligt de borst met saus en de groenten die precies goed zijn, daarnaast staat een schaal met meer saus, de dij en de drumstick. Jonge koks zouden bijvoorbeeld die tapenade of die steranijs overdrijven, of anders wel de mosterd, maar hier is de kok door alle vuren gelouterd en hij weet dat een perfect in evenwicht staand vliegwiel maar een heel klein tikje nodig heeft. Dit is grote kookkunst, niet een idiote opeenstapeling van extremen. En als de cuisson dan ook nog perfect is...

Het dessert levert weer een keuzeprobleem op. Het wordt het gebak van amandelbiscuit, honingmousse en crème chiboust (vanillecrème met eiwit) met een granité van framboos. De honing geeft een mooie, diepe smaak aan het taartje, de crème smeuïgheid en het aparte glaasje met frambozenijs frist het geheel op en geeft er een lichte fruitsmaak aan, een kick die anders in de harmonie ontbrak. In feite is dit in Nederland de eerste keer dat ik van begin tot einde blijf zweven. Ook de snelheid van opeenvolging van de gerechten is perfect. Gelukkig kan ik me aan het einde beheersen en in plaats van me snikkend in zijn armen te storten, meld ik Sistermans met een vals lachje dat ik wel eens beter heb gegeten - ik pauzeer even - maar niet in Nederland en niet onder de drie sterren. En dan nog maar zelden... En zo is het. - recensie van restaurant Wilhelminapark in augustus 2003. Cijfer: 10-
Van Dam in 2006, bediend door Maxime Verhagen. Beeld anp
'Ik wil altijd alles beslissen en zelf doen. Ik wil niet afhankelijk zijn van anderen. Ik heb nu een assistent. Met hem kan ik lezen en schrijven. Maar het idee afhankelijk te worden van onderbetaalde verzorgers die te weinig aandacht voor je hebben, daar moet ik niet aan denken. Dan maak ik er inderdaad liever een eind aan.' - Volkskrant Magazine, december 2011
Johannes van Dam eet een tomatenijsje van de SP in het Westerpark in Amsterdam in 2012. Het ijs is gemaakt naar een recept van Van Dam. Beeld anp

Johannes van Dam

Op 18 september overleden, nu is hij in de krokettenhemel. RIP Johannes van Dam!



Tekst Carolina Lo Galbo
De meest bekende Nederlandse culinaire journalist, Johannes van Dam, is deze woensdag overleden op 66-jarige leeftijd. In december 2008 hield Carolina Lo Galbo een groot interview met de recensent.

Johannes van Dam kan niet tegen leugens. Die eigenschap komt hem als culinair recensent goed van pas, maar was er ook de oorzaak van dat hij dit jaar met zijn familie brak. ‘Ik ben een versleten, dikke man van 62 en verwacht niet dat een Brad Pitt mij nog zijn liefde komt betuigen.’

Na de bouillon krijgt Johannes van Dam een dikke plak paté voorgeschoteld. ‘Eens kijken,’ zegt de culinair recensent en schijnt met een zaklampje op de paté om die nader te onderzoeken. ‘Grof, niet te mager, niet te smeerbaar; precies zoals ik hem lekker vind. Er zit van alles in: rund, spek, wild. Hij is een beetje koud, maar dat komt omdat we de eerste gasten in het restaurant zijn.’Van Dam neemt een hap en geniet zichtbaar. ‘Kijk, hier serveren ze er lekker zure augurkjes bij in plaats van zoete sauzen of ander vreselijks dat vaak uit onwetendheid wordt toegevoegd.’

Als hij voor zijn recensierubriek in Het Parool uit eten gaat, houdt Johannes altijd een recordertje op zijn knie voor mondelinge notities, de microfoon onder zijn lederen gilet verstopt. Vandaag niet: dit is een fake-aflevering. Het verzoek om een culinaire keuring mee te mogen maken, wees Van Dam resoluut van de hand. Dat voorrecht geniet alleen zijn trouwe assistent Ilja. ‘Ik zou niet volledig geconcentreerd zijn, en dat is niet fair tegenover de restaurateur, die van mij afhankelijk is.’ Van Dam koos daarom Le Petit Latin, een knus restaurant ‘met een eerlijke keuken’, waarvan hij de Franse eigenaar Jacques goed kent. Die houdt het hoofd wel koel bij een onverwacht bezoek.

‘Sommige koks zien het al als een aanval als je met je ogen knippert.’ Johannes van Dam is zich bewust van zijn macht in culinair Amsterdam, al noemt hij het zelf liever invloed. ‘Van sommige zaken heb ik het leven gered,’ zegt hij. ‘Andere moesten na mijn recensie sluiten. Het is niet dat ik de restauranteigenaar wil tuchtigen, ik zie het als mijn plicht mijn lezers op te voeden, te verrijken en te behoeden voor bedrog. Ik ben een schoolmeester, een dominee, een debunker.’

‘Voilá de hoofdgerechten, met de courgettegratin met mint.’ Eigenaar Jacques plaatst de dampende borden op tafel. ‘Munt,’ corrigeert Van Dam. ‘Het is munt, niet mint.’ Hij inspecteert het gereedschap waarmee hij zo zijn eendenbout zal snijden. Een Laguiole, dat wel, maar totaal ongeschikt om vlees mee te snijden. ‘Daarmee scheur je het,’ zegt Van Dam. ‘Je moet een glad lemmet hebben.’ Uit zijn binnenzak haalt hij zijn eigen mes tevoorschijn. ‘Een mooie eendenbout,’ keurt hij. ‘Langzaam gegaard en nog even opgebakken. De morilles hebben een volle smaak. Dit is eerlijk en authentiek eten.’ Als hij iets verafschuwt, is het wel ‘opgedirkte flauwekul om de burger ontzag mee in te boezemen’. Van Dam: ‘Dat lefgozer-eten met tierelantijnen is leuk voor de nouveau riche en pooiers, maar doe mij maar een stevig, eerlijk gerecht. Eerlijkheid is van levensbelang.’

Als Johannes van Dam is opgestaan en steunend op zijn wandelstok naar buiten is geschuifeld, bekent Jacques dat hij blij is met Johannes als vriend. ‘Johannes kan je zaak maken of breken. Maar dat doet hij altijd op grond van kennis, hij is een wandelende encyclopedie. Ga nooit met hem in discussie als je geen verstand van zaken hebt, en bedrieg hem niet, want dan wordt hij je vijand. Johannes laat zich niet verneuken. Dat maakt hem, met zijn kennis, tot zo’n goede recensent.’Met poes Lieffie tussen de boeken. Foto: ALEK@UNIT
Met poes Lieffie tussen de boeken. Foto: ALEK@UNIT

FUNDAMENTALISTISCH
Wie Johannes van Dam blauwe bessen als bosbessen verkoopt of een extra grote portie serveert om hem te paaien, kan rekenen op puntenaftrek. ‘Dat is bedrog,’ zegt hij een week later in zijn schemerige Amsterdamse appartement. ‘Dan neem je me niet serieus. Een foutje zie ik door de vingers, maar bedrog stel ik meedogenloos aan de kaak. Ik roep graag dat de keizer geen kleren draagt en kan dat altijd onderbouwen.’

Volgens hem is het een kwestie van karakter. Als jongetje testte hij de amandelkoeken van de bakkers in de buurt al met een drupje jodium. Waren ze niet gevuld met amandelspijs, maar met een goedkoop surrogaat van wittebonenpasta, dan kleurde het goedje blauw en kwam het bedrog aan het licht. Deels was het ook zijn opvoeding. Zijn vader, ‘een waarheidsvinder net als ik’, bracht hem een belangrijk journalistiek principe bij: nooit uitgaan van één bron. Toen de kleine Johannes eens schoolschriftjes wilde kopen bij de Gebroeders Winter, stuurde zijn vader hem langs álle winkels die schriften verkochten voor een vergelijkend warenonderzoek. Johannes noteerde het aantal pagina’s, de kwaliteit van het papier en de kosten om uiteindelijk tot een vergelijking te komen. Hij was de hele dag in de weer en kwam via een grote omweg alsnog bij de Gebroeders Winter uit. Volgens hetzelfde principe las zijn vader dagelijks drie kranten, een gewoonte die Johannes heeft overgenomen. ‘Dan zie je dat ze allemaal liegen.’

Waar hij kan, bindt Van Dam de strijd aan met de leugen. ‘Ik heb een waarheidsmanie,’ zegt hij. ‘Ik kan niet liegen of toneelspelen. Ik spreek altijd de waarheid en ben mordicus tegen leugentjes om bestwil. Daar ben ik fundamentalistisch in.’ Hij leunt in zijn bureaustoel, waarvan één poot met tape is vastgeplakt. Veel bewegingsruimte heeft hij niet. Zijn kamer is naar eigen zeggen ‘dichtgegroeid’. Tussen twee boekenkasten ingeklemd, staat een bank met sprei; zijn bed. Naast het hoofdeind een tafeltje met medicijnen voor zijn suiker- en nierziekte, aan het voeteneind zijn huisgenoot, poes Lieffie. Een houten geraamte vol boeken neemt de overige ruimte in beslag; zestigduizend exemplaren telt zijn culinaire bibliotheek. Met kennis wapent Van Dam zich tegen de leugen. ‘Zonder feiten geen waarheid.’

De waarheidsmanie mag hem in zijn werk goed van pas komen, privé leidt het soms tot botsingen. Volgens de recensent kunnen veel mensen niet overweg met zijn eerlijkheid. ‘Laatst zei een vrouw in het café waar ik altijd kom over haar babbelzieke man die een tia had gehad: “Het gaat wel goed met hem, hij kan alleen nog niet zo goed praten.” Toen zei ik: “Elke wolk heeft een zilveren randje.” Dat vond zij choquerend, maar het is wel waar. Als je de sociale usances niet volgt, gaat het allemaal wat hortender en stotender. Leugentjes zijn een smeermiddel voor het sociale verkeer, maar daardoor niet minder schadelijk. Het blijft nooit bij een.’

Toen een stel ‘zeer gewaardeerde vrienden’ Johannes opzadelde met een leugentje om bestwil zat er dus maar één ding op: confronteren. Hij zond een brief naar de rubriek ‘Dear Mary’ in The Spectator, die zijn vrienden altijd lazen en daarna bij hem in de brievenbus gooiden. ‘Dear Mary’ geeft adviezen aan lezers die meestal neerkomen op white lies. Van Dams brief ging uiteraard over de kwalijke gevolgen daarvan; ‘dat was ook een beetje de grap’. In zijn brief zette Johannes de kwestie uiteen en vroeg zich af: moest hij met die leugentjes leven en zijn vrienden voortaan wantrouwen, of zou hij het met ze bespreken? Was ondertekend: Johannes van Dam. Na de publicatie viel er geen Spectator meer op zijn deurmat. Einde vriendschap. ‘Sommige vrienden leven bij de leugen,’ zegt Johannes. ‘Die beëindigen de verstandhouding omdat ik ze daarmee confronteer. Achteraf hoor ik dan via via: hij bemoeide zich te veel met mij, hij was eigenlijk nooit een vriend. Dat betreur ik, ik mis die contacten. Toch blijf ik erbij: beter een schadelijke waarheid dan een nuttige leugen. Liegen is een ziekte.’

ROTTE KIP
Johannes van Dam groeide op als middelste van drie kinderen in een gezin van joodse afkomst. Zijn vader was fabrikant van luierbroekjes, zijn moeder was bedrijfsleider in de zaak. Thuis speelde het jodendom geen enkele rol. Van het oorlogsverleden wist Johannes alleen dat zijn ouders en broer tot 1943 ondergedoken hadden gezeten bij een boer, en dat hij – na de oorlog geboren – naar die boer vernoemd was. Elk jaar bracht de familie Van Dam met Pasen een doosje bonbons naar de boer en dat was voor Johannes de enige link met de oorlog. Totdat hij op zijn vijftiende in een trommeltje de memoires van zijn vader vond, tijdens het onderduiken geschreven. ‘Twee schoolschriftjes. Die heb ik op de computer uitgetikt.’

De inhoud was ontluisterend. ‘Mijn Joods-Duitse grootmoeder, die in 1933 van Berlijn naar Amsterdam verhuisde, bleek in de oorlog een poging tot moord van haar eigen dochter, schoonzoon en kleinzoon – mijn ouders en broer dus – georganiseerd te hebben. Zij stuurde met mijn tante een Duitser – de amant van mijn tante, vermoed ik – met geladen revolver naar hun onderduikadres. Daarna is ze een bordeel voor Duitse officieren begonnen. Na de oorlog moesten de goeden en de kwaden zich verzoenen en waren de leugens niet van de lucht. Het heeft de familierelaties volkomen verziekt. Geen wonder dat ze thuis het verleden stil zwijgen, dacht ik na lezing. De scheidslijn tussen goed en kwaad loopt dwars door mijn familie.’ Over de memoires werd in het gezin met geen woord gerept. ‘Nog steeds niet,’ zegt van Dam. ‘Steeds ontdek ik weer iets nieuws over de duistere familieaffaire, en het is nog bedrieglijker en cynischer dan ik vermoedde. Maar het blijft taboe. Over het verdriet en het verraad wil mijn familie niet praten. Liever voeren ze een vrolijk toneelstuk op van leugens en gedraai.’

Het gezin Van Dam was nog maar net van Amsterdam naar Groningen verhuisd toen Johannes’ vader in 1963 verongelukte. Hij reed in de auto langs het bevroren Pekelderdiep – naast zich de zestienjarige Johannes, op de achterbank diens zusje – toen hij plotseling moest uitwijken voor twee fietsende meisjes. De auto rolde zijwaarts kantelend van de weg af en ging ondersteboven door het ijs het water in. Johannes wist zijn zusje te redden, maar zijn vader verdronk. ‘Tot vier jaar na zijn dood verweet ik mijzelf zijn dood en had ik nachtmerries van dat smerige water vol ijsschotsen,’ zegt Van Dam. ‘Totdat ik me realiseerde dat ik mijn vader niet had kunnen redden.’ Kort na het ongeluk kreeg Johannes een blindedarmontsteking. ‘Ik ging dood van de pijn, maar kreeg van de volwassenen te horen dat ik me niet moest aanstellen en flink moest zijn. Volgens hen was het psychisch, maar dat was nog geen reden om er een psycholoog bij te halen. Ik voelde me zo in het nauw gedreven en in de kou gezet. Ze namen me niet serieus. Ten onrechte, bleek. Die blindedarm stinkt als een rotte kip, zei de huisarts die, uit nieuwsgierigheid naar het waarheidsgehalte van mijn klachten, de operatie bijwoonde.’Intelectuele gezelligheid. Foto: ALEK@UNIT
Intelectuele gezelligheid. Foto: ALEK@UNIT

Na de tragedie in Groningen verhuisde Johannes met zijn moeder en zus weer terug naar Amsterdam. ‘Mijn moeder kon niet voor ons zorgen,’ zegt hij. ‘Toen een minnaar van haar het mij thuis onmogelijk maakte, ben ik op mijn zeventiende bij een klasgenoot gaan wonen. Dat neem ik haar niet kwalijk, net zomin als alle ruzies. Zij heeft een vreselijk oorlogsverleden. Erger vind ik de leugens. Dan zei ze dat ze de vroedster in Hamburg ging opzoeken, maar vertrok ze naar haar vrijer in Zeeland. Haar leven bleek een aaneenschakeling van leugens. Het heeft mij veel kwaad gedaan.’

Het contact met Johannes’ broer, die studeerde, verwaterde snel. Vader Van Dam had voor zijn beide zoons een duidelijke carrière op het oog gehad. Johannes, door buurkinderen de professor genoemd, zou gaan studeren, zijn broer moest in het familiebedrijf. Maar het liep anders. Johannes werd na zijn tweede studiejaar uitgeschreven van de universiteit door een fout van een slordige decaan en ontving geen studiebeurs meer. Hij begon zijn journalistieke loopbaan bij Het Vrije Volk en werkte later voor HP, Elsevier en Het Parool. Zijn broer timmerde ondertussen aan de weg naar het hoogleraarschap. ‘Maar het bevoogden ging gewoon door,’ zegt hij. ‘Lange tijd kon je aan mijn carrière niet zien dat ik een waardig lid van de maatschappij was en dus probeerde mijn broer me bij te sturen. Ik vond de wereld van de Amsterdamse bohémiens veel interessanter en zette me als Provo af tegen hem en mijn bedillerige moeder. Familie, wat moet je ermee.’

VOLMAAKT GELUKKIG
Op dat moment springt poes Lieffie miauwend via zijn knie op de buik van Johannes en vlijt zich neer op diens gebogen arm. Poten tegen zijn borst, buikje naar boven, zoals een baby. ‘Ach lieverd, Lieffie,’ sust Johannes terwijl hij met een borstel over de poezenbuik gaat. Lieffie spint, Johannes glundert. ‘Lieffie beschouwt me als haar moeder. Ze klauwt met haar pootjes tegen mijn buik, zoals een kitten bij de moederkat doet om zog op te wekken. Het is een manier om te zeggen: hé mamma. Als ik slaap, slaapt ze naast mijn hoofd.’ Hij wijst naar de geschilderde portretjes van zijn poezen op de boekenkast. ‘Dat zijn de katten die ik vóór Lieffie had. Ik schiet regelmatig vol als ik aan ze denk. Hoewel ik veel verdriet heb gehad om mijn vaders dood, heb ik hem nooit gemist. Hij was er gewoon niet meer. Maar de katten mis ik, dat zijn een beetje mijn kinderen.’

Tot twintig jaar terug werd hij geplaagd door depressies, maar hij was ‘te eigenwijs om naar een psychiater te gaan’ en pakte zelf zijn depressies aan met een kuur van slaapdeprivatie en aardappelpuree. ‘Van die romige, zachte puree gaat zo’n troostende werking uit,’ zegt hij. Maar verder ziet hij geen verband tussen zijn emoties en liefde voor voedsel. ‘Voor sommigen is eten een onderdrukker van emoties,’ zegt hij. ‘Wie boos is, eet onstuimig om de onlustgevoelens weg te nemen; dat deed bijvoorbeeld mijn vader die 145 kilo woog. Voor mij is eten gewoon eten, een primaire behoefte. Al kan ik buitengewoon gelukkig worden van een goed bereide kip.’
Foto: ALEK@UNIT
Foto: ALEK@UNIT

In lyrische bewoordingen beschrijft hij hoe hij deze week een kip bereidde. ‘Uren heb ik de kip in mijn kleine keukentje staan bedruipen en keren, met precies de juiste instrumenten. Het huis was doordrongen van die heerlijke geur. En dan de kip, volgestopt met knoflook en citroen: het vel zo knapperig, precies genoeg zout en peper. Tijdens het koken gaat er niks door mijn hoofd en voel ik me volmaakt gelukkig.’

Hij kookt liever zelf dan dat hij in een restaurant eet. ‘Ik dank God op mijn blote knietjes dat ik maar één keer per week uit eten hoef.’ Iemand moet het vuile werk opknappen. ‘Als vakman heb ik het recht en de plicht om de gastronomie te beoordelen en te bevorderen,’ zegt hij. ‘Toen ik met recenseren begon, was Nederland er culinair slecht aan toe, het ontbrak ons aan degelijke middenklasse restaurants. Niemand was gewend aan een recensent die unverfroren de waarheid verkondigde. Over smaak valt niet te twisten, maar over kwaliteit wel. Ik nam de taak op me om het onkruid te wieden, zodat er nieuwe bloemen konden groeien. En ik lichtte mijn lezers in en voedde ze op. Iedereen verdient het goed te eten, ook de onwetende.’

Klinkt hij nu niet zelf een tikje bevoogdend? Van Dam vindt van niet. ‘Niemand hoeft mijn advies op te volgen. Ik ben geen baas en geen knecht. Ik ben een anarchist, al kan ik nog wel eens autoritair overkomen.’ Dat was de hoofdredacteuren van Elsevier en Het Parool waarvoor Van Dam schrijft niet ontgaan. ‘Die zeiden eens tijdens een bijeenkomst tegen mij: wij hebben niet het gevoel dat we jouw baas zijn, eerder andersom.’ Hij lacht. ‘Dat hadden ze goed gezien.’

Op culinair gebied is niemand Johannes van Dam de baas, daar heeft hij met zijn jarenlange studie wel voor gezorgd. ‘Af en toe zijn er gekken die mij een fout proberen af te vangen,’ zegt hij. ‘Maar hun argumenten heb ik altijd zo weerlegd.’ Soms is er een eindredacteur die het waagt zijn stuk te verprutsen. Dan is een kordaat optreden het enige juiste antwoord. ‘Ik heb wel eens meegemaakt dat een eindredacteur de laatste alinea met de conclusie van mijn stuk schrapte. Dan zei ik: of je laat het staan, of je gaat eruit. Die strijd win ik altijd, ze willen me bij Het Parool niet kwijt.’

Zijn recensies zijn mettertijd positiever geworden. Johannes krijgt er wel eens ‘gemopper van lezers’ over. ‘Maar ik éét gewoon veel beter dan vroeger,’ zegt hij. ‘Er zijn meer rechttoe, rechtaan restaurants met een eerlijke keuken bijgekomen. Veel opgedirkte rotzooi heeft het veld moeten ruimen. Een nieuwe klasse ondernemers spant zich in en ik durf wel te stellen dat ik daarop van invloed ben geweest. Aan de hand van mijn stukjes kunnen koks precies zien wat ze moeten doen. Als ik opschrijf dat iets taai was, dan is het de volgende keer knapperig. De goede restaurateur doet zijn voordeel met mijn raad.’

Het doet Johannes deugd dat zijn verzamelwerk DeDikkeVanDam kennelijk voor veel mensen ‘onmisbaar is, als witgoed of een pak wc-papier’

WAANDENKBEELDEN
Tot zijn familie weet Van Dam minder goed door te dringen. Het verleden blijft opborrelen. ‘Onlangs ben ik erachter gekomen dat zelfs mijn vader, de waarheidszoeker, gelogen heeft. Hij heeft mijn grootmoeder, de Joodse verraadster, na de oorlog vrijgepleit voor haar activiteiten en haar zo uit de gevangenis gehaald. Ik keur het af, maar begrijp het wel. Hij deed het voor de goede vrede, hoewel mijn ouders uiteindelijk toch met mijn grootmoeder hebben gebroken.’

Johannes op zijn beurt heeft dit jaar besloten zijn familie niet meer te zien. ‘Ik heb met ze gebroken. Er is geen basis om met elkaar om te gaan. Mijn broer en zus draaien volledig mee in de waandenkbeelden van mijn moeder. Ze blijven maar liegen en ze zien het als mijn hang-up dat ik hun leugens niet accepteer. Ieder heeft zijn eigen waarheid, zegt mijn broer dan, nota bene een wetenschapper, een hoogleraar nog wel. Maar er is één waarheid, en die kun je onder meer afleiden uit de memoires van mijn vader.’ ‘In het belang van de geschiedschrijving’ bracht Johannes zijn uitgetikte versie naar het NIOD, zeer tegen de zin van zijn familie. ‘Dat was mijn vaders wens. In de inleiding tot zijn memoires staat dat hij die voor het nageslacht en het historisch onderzoek geschreven heeft, om duidelijk te maken in wat voor toestand iemand van joodse afkomst terecht kan komen in woelige tijden.’

Dat een dierbare vriend onlangs de vriendschap verbrak ‘vanwege mijn eerlijkheid’, vindt Johannes jammer. ‘Ik confronteerde hem bezorgd met zijn vergeetachtigheid, hij was gekwetst en twee weken later verbrak hij de vriendschap.’ Dan is het even stil. ‘Die waarheidsmanie is soms onhandig.’

De vriendschappen die blijven kunnen tegen een stootje. Johannes mag graag in café De Zwart met zijn schrijvers-en dichtersvrinden ‘kibbelige twistgesprekken’ voeren. ‘Geen aai over de bol, maar prikjes uitdelen; intellectuele gezelligheid.’

Dan is er nog zijn trouwe assistent Ilja, die hij als zijn zoon beschouwt, en poes Lieffie. Over de liefde maakt hij zich geen illusies. ‘Ik ben een lelijke, versleten, dikke man van tweeënzestig en verwacht niet dat een Brad Pitt mij nog zijn liefde komt betuigen.’

Het is goed zo. Johannes geniet ervan zijn adviezen en recepten rond te strooien als hij door de stad struint. ‘Fans snellen naar me toe om te vragen hoe ze een perfecte crema catalana kunnen maken. Ik heb veel aanspraak en dat is leuk.’ Zijn culinaire verzamelwerk DeDikkeVanDam ging honderdduizend keer over de toonbank. Het doet Johannes deugd dat het kennelijk voor veel mensen ‘onmisbaar is, als witgoed of een pak wc-papier’. Maar trots is Johannes niet, dat is hij nooit. Of het moet zijn om die snedige opmerking die hij laatst maakte. ‘Een Engelsman schold me op straat zomaar uit voor fat bastard en toen riposteerde ik: “Each time I fuck your wife she gives me a cookie.” Weg was hij. Ik moest erg lachen. Dat ik mij niet liet intimideren, maakte mij trots.’

Hij staat op voor een tweede knuffelpartij met Lieffie. De kerstdagen zullen zij samen binnenshuis doorbrengen. ‘Eindelijk een paar dagen dat de telefoon niet gaat,’ zegt Johannes. Hij heeft een grote kist met kweeperen gekocht die hij rond kerst in een soeppan met fructose, kaneel en steranijs tot compote zal koken en over steriele, hermetisch gesloten bakjes zal verdelen die de diepvries ingaan. Een kerstmaaltijd zal hij niet bereiden, want Johannes viert geen kerst. ‘Al die geloven met hun feestdagen. Ik ben van geen geloof. Doe wel en zie niet om.’

Johannes van Dam overleden

Och... Johannes van Dam overleden! Niet onverwacht, want hij kampte al jaren met o.a diabetes...
Ik heb heel wat culinaire columns van hem gelezen tot pakweg 10 jaar geleden. Hij was berucht, genadeloos en goudeerlijk. De meeste adresjes die hij bezocht waren buiten mijn budget, maar jaren geleden bezocht hij ook het low budget "dim sum court" op de Zeedijk en beloonde die met een hoog cijfer.
Restaurantjes met veel poeha wist hij meteen te ontmaskeren.
Hij was controversieel, maar tegelijkertijd de recensiebaas van Nederland.

Johannes van Dam (66) overleden

Zijn recensies werden geroemd en gevreesd. Een slechte recensie kon voor een restaurant het einde betekenen, maar meestal was Van Dam positief.
Van Dam bracht verschillende boeken uit over koken en eten. De bekendste daarvan is waarschijnlijk 'De Dikke Van Dam'. Dit ruim 700 pagina's tellende boek over eten (van aardappel tot zwezerik) verscheen in 2005. Binnen een half jaar waren er vijf drukken van dit standaardwerk over de toonbank gegaan.

Witte bonen

Al op jonge leeftijd raakt Van Dam geïnteresseerd in eten. Als 8-jarig jongetje test hij met jodium of de banketbakkers in zijn buurt wel echte amandelspijs gebruiken.
Banketbakkers die de spijs vervingen door witte bonen vielen door de mand, omdat de witte bonen door jodium blauw-paars kleuren.
Ondanks zijn vroege interesse in de gastronomie duurt het nog een hele tijd voor hij zich daar ook echt mee bezig gaat houden.
Na zijn eindexamen begint hij aan een studie medicijnen en later psychologie. Beide studies maakt hij niet af.
Daarna heeft hij diverse baantjes. Onder meer als barman, bottelaar, inpakker, leerling redacteur, redactiesecretaris en wijnplukker in de Pyreneeën.

Kookboeken

In de jaren 80 opent hij 'De Kookboekhandel' in Amsterdam. Daar verkoopt hij honderden kookboeken uit alle delen van de wereld.
Na zeven jaar houdt hij dat voor gezien en ontwikkelt zich verder tot culinair journalist. Zijn restaurantrecensies en artikelen over eten verschijnen in eerste instantie alleen in Elsevier. Vanaf 1991 schrijft hij ook voor Het Parool en een tijd lang ook voor de Belgische krant De Morgen.

Auteursrechten

Begin deze eeuw speelt hij een belangrijke rol in de zaak rond de auteursrechtenschending door uitgever PCM. Het bedrijf exploiteerde zonder toestemming en zonder betaling stukken van circa 3000 freelancers.
Van Dam richtte samen met medestanders als Max Pam en Nicolaas Matsier de Freelancers Associatie op. Die kreeg voor elkaar dat PCM in 2002 alsnog een bedrag van zo'n 2 miljoen euro uitkeerde aan de freelancers.

Gezondheid

Van Dam kampte al langere tijd met problemen aan zijn hart en nieren. Ook leed hij aan suikerziekte. De laatste jaren had hij daardoor weinig energie.
Johannes van Dam is 66 jaar geworden.