vrijdag 26 juni 2015

Gevoel van Geel: Gerrie Knetemann

Mooi artikel in de Telegraaf over de te jong overleden Gerrie Knetemann

Geeltje voor een beeldje

Gevoel van Geel: Gerrie Knetemann

Hij is de man die het volk kennis laat maken met het wielerjargon dat op dat moment alleen wordt gebezigd in de buik van het peloton. ’Met je hol open rijden’ is dankzij hem in een mum van tijd een ingeburgerd begrip, net als ’aan de boom schudden’ en ’de dood of de gladiolen’.
    Foto: Telesport
     Maar Gerard Friedrich Knetemann (Amsterdam, 6 maart 1951 – Groet, 2 november 2004), verre nazaat van Duitse immigranten, is meer dan een gewezen stratenmaker met een vlotte babbel. Een ’omluller’, zoals hij zichzelf noemt. Hij is zelfbenoemd filosoof, leest boeken over zowel Boeddha en Jahweh als Griekse, Romeinse en Chinese culturen en blijkt visionair. Hij is de man die zijn collega-coureurs voorgoed verlost van de vermaledijde biefstuk met brood bij wijze van sportontbijt.
     „Hij kreeg die lappen vlees niet weg op zijn nuchtere maag, vreselijk vond hij het”, weet weduwe Gré Knetemann nog goed. „Dus zat hij ’s ochtends ineens aan een bord pap, gevolgd door vitaminepillen en Liga’s. Hij maakte vervolgens overal zoveel reclame voor die koeken, dat hij op het matje werd geroepen door de toenmalige minister van Sportzaken.”
    Knetemann is de eerste wielrenner aan wie een prijskaartje hangt voor optredens buiten de koers. Het is een voortvloeisel uit zijn vriendschap met Willy Alberti. De Amsterdamse zanger wijst zijn fietsende kameraad op een slogan uit de muziekwereld. Een geeltje voor een beeldje. Geeltje is Bargoens voor biljet van 25 gulden, beeldje staat voor publiciteit.
    Des te beroemder de artiest, des te vaker rinkelt de kassa, zogezegd.
    Het levert radioprogramma’s als de Kneetstory op, plus een legendarische foto op de slotdag van de Tour van 1980. Gré Knetemann wil er maar dit over zeggen. „Zonder die tip van Willy Alberti had Joop Zoetemelk nooit samen met Gerrie juichend over de eindstreep op de Champs-Élysees gereden.”
    Zijn acht gele truien, gedragen tussen 1978 en 1981, geeft hij weg. Alleen zijn allereerste gele trui, uit de Ronde van de Toekomst, en de regenboogtrui uit 1978 koestert hij als dierbaar kleinood. Dat laatste shirt ligt op zijn kist als de wielerwereld in 2004 massaal afscheid van hem neemt.
    Eeuwigdurend is de herinnering aan zijn onvervalste Amsterdamse humor. Meer dan een decennium na zijn overlijden is zijn leven nog altijd een onuitputtelijke bron van anekdotes. Zoals die over de ontmoeting met zijn behandelend geneesheer, als hij in 1983 na een zwaar ongeluk in Dwars door België in het ziekenhuis van Gent wordt opgelapt.
    Na een ingreep aan zijn rechterarm wil Kneet eigenlijk maar één ding weten van de dienstdoende arts. „Dokter, kan ik straks pianospelen?” Op het bevestigende antwoord van de medicus volgt een repliek zoals alleen Knetemann die kan geven.
    „Nou, dat is geweldig, want dat heb ik nog nooit gekund.”

    Geen opmerkingen:

    Een reactie posten