donderdag 24 november 2011

IM Freddie Mercury 1991-2011

Ik was 11 jaar, najaar 1974, toen ik naar mijn favoriete televisieprogramma Toppop zat te kijken. Bij de tips aan het eind van het programma was daar dat ene shot van dat totaal onbekende Britse bandje. En mijn leven zou nooit meer hetzelfde worden.
Nou was nichterige glamrock hoogmode in die dagen, maar wat deze langharige heren in satijn presteerden in dat fragmentje deed bij mij de bliksem inslaan. Zo jong als ik was wist ik meteen: “Dit is anders!”
Een drummer met lange blonde manen, een slungelige gitarist met een krullenbol die zelfs in 2011 nog aardig overeind staat, al is het wat dunner en grijzer, een bassist die niet bepaald de vlotste uitstraling van de band had, en dan vooral die zanger. Hij deed iets met een gebroken microfoonstandaard (hóórde dat wel?), had ogen die dwars door je heen keken en een gebit waar Mister Ed jaloers op kon zijn. Ook viel meteen op dat hij van slechts één hand (de linker) de nagels had zwartgelakt. Maar die stém…! Moeiteloos ging hij naar een kopstem en weer terug. Ik verstond niks van de tekst, maar muziek is universeel. De lange gitarist haalde opmerkelijk warme klanken uit zijn gitaar die uitstekend pasten bij de unieke stem van die exotische, excentrieke zanger.
Hier moest ik meer van weten! Maar in die tijd was er nog geen internet en ik moest wachten op de gedrukte pers voor meer info. Ik leerde dat het een Britse band was, die in hun vaderland al wat succesjes had gehad. Geen domme jongens, zo was de gitarist een serieus astronoom. De drummer had een tandartsenstudie afgebroken en de bassist was zo’n electronica-talent dat er later apparatuur naar hem is vernoemd.
En de zanger, die luisterde naar de mysterieuze naam Freddie Mercury, was de geheimzinnigheid zelf. Niemand wist zijn eigen naam, maar wel dat hij aan de kunstacademie had gestudeerd en iets deed of had gedaan met een kledingwinkeltje in Londen. En dat was geen verrassing, want die man ádemde kunst en (zijn eigen) mode!
Dit is de Freddie Mercury die me het dierbaarst is. De Freddie van de eerste vijf elpees (Queen, Queen II, Sheer Heart Attack, A Night At The Opera en A Day At The Races). De bijna androgyne zanger met de zijden en satijnen kleding, de kimono’s, de replica’s van de kostuums van de legendarische danser Nijinsky (in de jaren tachtig zou hij de faun-scene uit diens ballet verwerken in I Want To Break Free) en niet te vergeten de zwarte nagels van zijn linkerhand.
Later in de jaren zeventig begon Freddie te veranderen. Het mysterieuze androgyne verdween en langzaam maar zeker verscheen de leernicht met de Turkse snor. De muziek werd minder gecompliceerd en lag makkelijker in het gehoor van de grote massa. Berucht waren de feestjes, als er weer een mijlpaal was gehaald (pas veel later leerden we dat Freddie waarschijnlijk mede door die feestjes zijn eigen doodvonnis tekende). Hun succes groeide, mijn belangstelling nam af, hoewel ik ze zeker niet slecht vond. Maar het was niet meer “mijn” Queen.
Met Live Aid in 1985 wisten ze me voor het eerst sinds een aantal jaar weer te raken. Geleidelijk werd hun muziek weer interessanter, met als hoogtepunt “Innuendo”. Er gingen al geruchten dat Freddie aids had, maar dit werd altijd ontkend. Op videoclips zag hij er mager uit. Had hij zijn macho snorretijd definitief achter zich gelaten, of was er echt iets aan de hand? Pas de dag voor zijn dood werd officieel bekend gemaakt dat het echt waar was.
Op 24 november 1991 stierf één van de opmerkelijkste mensen uit de muziek van de Twintigste eeuw. Een man die werd geïnspireerd door zowel Liza Minelli als Chopin en daar geen geheim van maakte. Een man die tijdens zijn leven de reputatie had arrogant te zijn. Pas na zijn dood ontdekten we dat dit in werkelijkheid heel erg meeviel.
Freddie had een levensstijl die ik liever niet zou zien bij mijn kinderen. Maar iedereen loofde ook zijn gulheid en trouw aan zijn vrienden (o.a. zijn vriendin Mary die hem jarenlang door dik en dun bij bleef staan). Ook bleek hij een uniek gevoel voor humor te hebben. Hij sprak iedereen hardnekkig aan met “dear”.
Er werd vaak spottend gedaan over de muziek van Queen en met name de bijdrage van Freddie Mercury (“bombastisch”), maar toen er tien jaar na zijn dood een opname vrijkwam van zijn repetities met de Spaanse operaster Monserrat Caballier, hoorden we opeens een supertalent, die niet arrogant was, maar veel te bescheiden. Wat hij via Queen heeft laten horen was maar een schijntje van wat hij werkelijk kon!
Daarnaast was hij ook degene die een aantal hoezen (en de voorkant van Roger Taylors basedrum) ontwierp. Het logo op A Night At The Opera is samengesteld uit de sterrenbeelden van de leden (twee leeuwen, een kreeft en een maagd). Na zijn dood zijn er meer schetsen en tekeningen in de openbaarheid gebracht die er absoluut mochten zijn!
Na zijn dood beweerde iedereen al jaren zijn grootste fan te zijn. Dat stak me. Ik herinner me nog al te goed de pesterijen van mijn leeftijdgenoten, in de jaren zeventig, toen iedereen van Abba, Boney M, Smokie en zo hield. Queen was raar, wie hield er nou van Queen…! Ik, toen. En velen ná 1991.
Ach, we hebben het ook gezien bij Michael Jackson, Kurt Cobain en Amy Winehouse. Na de dood van deze sterren die bij leven zo bespot werden (geschifte pedofiel met aap, junkie die alleen maar schreeuwde en crackslet die te dronken was om te zingen) werden ze opeens wereldwijd aanbeden.
Voor mij is Freddie vooral de man uit de jaren zeventig, toen hij, gehuld in satijnen blouses met millefleur, een foute bontjas en op Zweedse klompen (dat dan weer wel!) een haast onbereikbare androgyn leek. Toen hij met Queen muziek als vaudeville, Marlene Dietrich, hartverscheurende ballads, klassieke muziek en snoeiharde rock wist te mengen tot een uniek mengsel waar ik nu nog steeds graag naar luister.
Ik ben inmiddels ouder geworden dan Freddie. Dat voelt raar…

“I want to lead the Victorian life, surrounded by exquisite clutter.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten