vrijdag 9 juli 2004

Oudste Tourrijder (104) overleden

Oud-Tourrenner Emile Brichard is donderdag op 104-jarige leeftijd overleden. Hij was tot donderdag niet alleen de oudste Tourdeelnemer, maar ook de laatste Belgische strijder uit de Eerste Wereldoorlog.

Brichard (20 december 1899) reed mee in de Tour van 1926, maar echt indruk heeft hij niet gemaakt. Na een aantal lekke banden tijdens de 1e etappe gaf hij op (hou wel rekening met het feit dat de renners toen zelf hun fietsen moesten repareren! Op oude foto's zie je ook altijd renners met banden om hun lichaam...).


Stomtoevallig verscheen dinsdag een interview op internet, dat iemand me woensdag toemailde... 


Dinsdag 6 juli 2004 - VILLERS-POTERIE – De Tour de France raast, niet ver van zijn huis, voort. Aan de Rue de Bayau in het nietige Waalse dorpje Villers-Poterie, op amper tien kilometer van startplaats Charleroi, is echter geen plaats voor de waan van de dag. Hier staat de tijd stil. Al heel lang.

Emile Brichard, de oudste nog levende Tourrenner, is 104 jaar. „En ruim hè. Ik ben van december.“ Brichard, uiterlijk breekbaar, maar volgens zijn arts ‘gezond genoeg om de Tour te rijden’, vindt het wel wat onbeleefd dat we zomaar bij hem aanbellen. Maar omdat het bezoek uit Nederland komt, wil hij toch even wat tijd vrijmaken. Eerst eet Brichard, die zijn drie vrouwen overleefde, even zijn soep op. Er zijn prioriteiten in het leven. „Ik eet goed, slaap elke nacht prima. Ik kan nog dagelijks genieten van het leven, wil hier nog wel even blijven.“

Gehoorapparaat

Dan gaat het gehoorapparaat in, legt hij de krant, die hij nog zonder bril leest. opzij en neemt plaats. Op zijn - versleten - praatstoel. In een half uur wordt - tandeloos en met enige ‘consumptie’, maar zonder enige geestelijke aarzeling - een hele eeuw wereldgeschiedenis samengevat.

Het persoonlijk verhaal van een kranig kereltje, dat al van jongs af moest knokken. Het is een roman, een filmscript. Dat Brichard in 1926 startte in de Tour de France, maar er niet in slaagde ook maar één etappe te volbrengen, past precies. Hij hield het lang verzwegen. „Omdat ik me lang heb geschaamd dat ik die ronde niet heb kunnen uitrijden.“ Niet zijn (weinig succesvolle) wielercarrière, maar de Eerste Wereldoorlog brengt hem nog dagelijks in vervoering. Hij verhaalt vol overgave. „In de Eerste Wereldoorlog ben ik met mijn ouders en vier broers en zussen van Wallonië naar Eeklo gelopen, toen de Duitsers oprukten. Nonnen hebben ons de grens met Nederland over gesmokkeld. We liepen vijftien, twintig kilometer per dag. Vanuit Zeeland zijn we met de boot naar Engeland gevlucht.“

Eén groot drama

In Wolverhampton ging Brichard aan de slag. „In de oorlogsindustrie. Ik maakte soldatenlaarzen.“ De Waal werd echter gevraagd terug te keren naar het vasteland. „In Lens werkte ik in een munitiefabriek. En daarna heb ik in een hospitaal gediend als verpleger. Dat was één groot drama. Je was de hele dag bezig lijken op te ruimen. Neergeschoten, dodelijk ziek, er kwam er zelden één levend weer buiten.“

Na de oorlog werd Brichard, hoe kan het anders in Wallonië, mijnwerker. Tien jaar lang zat hij onder de grond. Ter ontspanning fietste de twintiger. „Net als een stel vrienden van mij. In Châtelet, hier vlakbij, waren twee wielerbanen, Wallonië had er nog meer. Veel geld leverde het fietsen niet op, maar met de koers kon je meer verdienen dan in een hele dag in de mijn.“

Brichard was in 1926, vanwege zijn doorzettingsvermogen en vriendschap met enkele topcoureurs, net goed genoeg voor een profcontract. „Dat betekende niet meer dan dat je een fiets en een tricot kreeg.“

Adelin Benoit, gekend Waals coureur, zag veel in Brichard en vroeg hem als helper te starten in de Tour, met 5745 kilometer de langste uit de geschiedenis.

„We startten in Evian, het was voor het eerst dat de Tour niet in Parijs vertrok.“ De eerste rit ging naar Mulhouse, over 373 kilometer. „Nooit eerder had ik in de bergen gefietst. De Col de la Faucille was de eerste. Het wegdek was verschrikkelijk. Er lag niet zoals nu asfalt, welnee. Er waren stenen, zo groot als meloenen. En kuilen. Diepe kuilen. Je reed door het stof, over scherpe kiezels. Ik reed al snel lek. En nog eens. En nog eens.“ Zes banden reed hij die etappe aan flarden; hij kwam nauwelijks nog vooruit. „Ik reed op mijn velgen, het had geen zin meer.“ Het heeft hem altijd dwars gezeten. „Ik durfde eigenlijk niet naar huis, was meteen ook mijn aspiraties als coureur kwijt.“

In 1929 stapte Brichard af en niet veel later stopte hij ook als mijnwerker. Brichard zette een likeurstokerij in Charleroi op. Nooit dronk hij van zijn eigen brouwsels. „Ik proefde wel, maar spuugde het daarna uit. Ik heb altijd gezond geleefd.“

Plaatjes

Na zijn afscheid ging hij nooit meer naar de koers. De wielersport volgt hij echter nog altijd.

Met jaloezie kijkt hij naar het hedendaagse materiaal. Met een glimlach: „Ik kijk dagelijks naar de Tour op tv, lees de krant. En nog zonder bril hè. Maar het is niet meer het fietsen van vroeger. De wegen zijn plaatjes. Toen stampten we nog echt op de trappers, nu gaat het allemaal als vanzelf. Als het molentje draait, blijft het draaien. En vroeger bestond er nog geen doping.“

Geen opmerkingen:

Een reactie posten